kreeg menig dorp een nieuwe kerk, die wèl in het land
schap past en die wèl beantwoordt aan eenvoudige
eischen van doelmatigheid en schoonheid. Met goede
bedoelingen en goeden wil alléén komt men er niet.
Ook niet met goede steenen en metselaars. Er is geest
noodig, geest, geest en nogmaals geest, dat wil zeg
gen: begrip, bezieling, genegenheid, liefde en een ver
beelding die de aarde en de geloovigen en de betrekking
van den mensch tot God omvat, maar tegelijkertijd
steunt op een gewetensvolle beoefening van het am
bacht, op een veelzijdig-geschoold en doorwerkt vak
manschap.
Bij de dorpskerk behoort het kerkhof. De Brabantsche
dorpeling kent het nuchtere woord begraafplaats niet.
Dat is een uitvinding van de stedelingen.
Sinds de eerste prediking van het Christendom werd
aan elk kerkgebouw een kerkhof verbonden. Dit was het
uiterlijke teeken van de zorg der Kerk voor de men-
schen, ook na hun dood. De mensch, geschapen naar
Gods beeld en gelijkenis, verdiende een plaats nabij den
tempel; het lichaam, tempel van Gods heiligen geest,
stoffelijk hulsel van de onstoffelijke en onsterfelijke
ziel, had recht op een blijvende eer. ook tijdens zijn
vergaan tot stof en asch.
Zoo is het nog in de Brabantsche dorpen. Rond de oude
kerken ligt het hof, omringd door een baksteenen muur
tje met een poort, waarvan de stijlen soms nog het oude
opschrift dragen: memento mori. In het echte dorp
heeft het kerkhof zijn eenvoudig, vroom karakter be
waard. Een kruisberg staat er zonder opsmuk. Zonder
opsmuk zijn ook de gedenkteekenen voor de overlede
nen, - houten kruisen met een inscriptie van naam en
geboorte- en sterfdata. Anders niet. In sommige kerk
hoven, te veel al, is de steedsche pronk binnengeslopen:
leelijke tierlantijnen, leelijk steenhouwerswerk, leelijke
hekjes. Dit is niet zoo gemakkelijk te weren. En is de
89