sympathie zijn reizen in Nederland beschreef. Toon kon
vertellen, hij kon ook voordragen en dat deed hij
's avonds voor de gasten, die ervan hielden. In zijn
nadagen kon Toon het bedrijf niet meer baas. Tijdens
de eerste jaren van den vorigen wereldoorlog werd het
hem te zwaar. De goede disch van weleer bestond niet
meer. En menige gast, die zich voor den maaltijd meld
de, kreeg te hooren: „jammer dat U gister niet hier
wastoen hadden we zalm." De gasten van den vorigen
dag hadden dit óók te hooren gekregen.
Er zouden meer geschiedenisjes als dit te vertellen zijn
over de Brabantsche dorpsherbergen, die tegenwoordig
natuurlijk hotel heeten. In Heeze staat er één waar
iedere schilder, die er vertoefde, een kleurige herinne
ring aan den wand van de gastenkamer heeft achter
gelaten. Uit Nicolaas Beets' Camera Obscura kent men
de geschiedenis van Keetje uit Oosterhout's koppel-
paarden.
Doch dat alles behoort tot het verleden.
De nieuwe tijd heeft in de voornaamste vacantieoorden
van Brabant goede en zeer goede hotels gebracht. Er
is nog ruimte voor méér, want er zijn te veel koffie
huis j es en logementen, die nog niet geschikt zijn om
aan bescheiden wenschen en eischen te voldoen. De
moderne herberg, groot of klein, dient in Brabant een
karakteristiek Brabantsch uiterlijk en innerlijk te heb
ben: stijl, kleur en inrichting mogen gerust herinneren
aan den Bourgondischen bloeitijd van het gewest, toen
de wereldreizigers wisten dat het in Brabant goed pleis
teren was.
64