Toen Frederik Hendrik er logeerde, was Maurick reeds
meer dan drie levenseeuwen voltooid. Omstreeks 1312
woonde daar al een leenman van den Hertog van Bra
bant Johannes Lyscep. De familie Lyscep, die goed in
de bloemen zat, leverde jaarlijks op den dag van den
Maria-omgang te 's Hertogenbosch dertig bloemkran
sen, of bloemenhoeden, ten dienste van de broeders van
de Lieve-Vrouwe-broederschap, zooals blijkt uit een
bewaarde akte van 1496. In 1474 was het goed over
gedragen aan de familie Heym, van wie jonker Aert
Heym de meest bekende bewoner van Maurick gewor
den is. Deze woonde er sinds 1521 en werd in 1526
beëedigd als hoofdschout met de opdracht, Ravenstein
tegen de Gelderschen te verdedigen. Hij slaagde erin,
Poederoyen, het stamslot van Ma!arten van Rossum, te
vernietigen. Uit erkentelijkheid liet de Geldersche veld
heer in 1543 Vught afbranden, „maer Aert Heym be-
hielt sijn huijs", schrijft een tijdgenoote. Verondersteld
werd dat de twee legeraanvoerders van Brabant en Gel
derland, ondanks den strijd van hun heeren, met elkan
der op goeden voet stonden. De Heyms verbleven klaar
blijkelijk enkel in den zomer buiten, want zij bekleedden
ambten in het bestuur van 's Hertogenbosch. Trouwens,
een kasteel als Maurick was in den winter nauwelijks
te verwarmen. Geleidelijk verloor het zijn beteekenis
als steunpunt van het oude hertogdom Brabant. In 1601
op Allerheiligendag sloeg prins Maurits met het Sta-
tenleger het beleg voor 's Hertogenbosch, dat door Van
Grobbendonck verdedigd werd; de prins nam zijn in
trek in Maurick, waaruit hij nog dezelfde maand door
de hevige koude verdreven werd. Een jaar later, na de
inneming van Grave op 20 September 1602, kwam hij
er weer om de stad te belegeren en weer tevergeefs, al
veroverde hij de hoeve den Grooten Pettelaar, oostelijk
van Maurick. Na 1629, toen Frederik Hendrik met
40.000 man 's Hertogenbosch tot overgave aan de Sta
ten dwong, bleef de familie Heym Maurick bewonen.
46