20
die tot verblijf van struikroovers dienen, wier scherp
gezicht dat door geen hinderpalen wordt onderbroken
(omdat het terrein vlak is) reeds van zeer verre de
reizigers ontdekt".
Een merkwaardige gebeurtenis speelde zich in het jaar
922 in Noord-Brabant af. Koning Karei de Eenvoudige
had een dagvaart beschreven op het koninklijk land
goed Bladel. In zijn oorsprong was Bladel een Romein-
sche villa, die door de Salische vorsten in bezit werd
genomen, toen Romes heerschappij vernietigd was. Van
de Merovingers ging het landgoed over op de Pepijns;
van Kareis afstammelingen aan de Brabantsche herto
gen, in de vrouwelijke linie met de Pepijns verwant.
Minister Hagano verkreeg op dien Rijksdag voor Dirk,
den eersten Hollandschen graaf, eenige gronden, die
zich uitstrekten van Suithardershage tot Fortrapa en
Kinnem benevens de kerk van Egmond. Het veelomstre
den document van 15 Juni 922 stelt vrijwel onomstoo-
telijk vast, dat te Bladel de grondslag van het Holland-
sche gravenhuis gelegd is.
In de tiende eeuw was de burgerlijke regeering van het
tegenwoordige Noord-Brabant, volgens Hezenmans, al
dus ingericht. Het opperbestuur berustte bij den hertog
van Neder-Lotharingen (weinig grooter dan het latere
Brabant)bovendien stelde de keizer voor Taxandrië
een graaf aan, wien de mindere heeren onderdanig wa
ren. Deze heeren waren oude grondbezitters, die door
hun afkomst en vermogen een grooten invloed op de
bevolking uitoefenden en daarom door den keizer in het
bezit van de bestuursmacht gelaten werden, of wel die
ter belooning van diensten waren belast met het bewind
over een bepaalde streek. Verder gehoorzaamden den
graaf de vier meijers, die door Karei den Groote waren
aangesteld; de graaf hield toezicht over hun recht
spraak en spande de vierschaar voor hooger beroep van
hun vonnissen. Zoolang de keizer in Taxandrië graven
aanstelde, bleef zijn gezag daar ongerept, maar toen de