brachten, was de Brabantsche nijverheid in staat, de
Leidsche lakenproducenten van de markt te dringen."
Omstreeks 1780 begint de herbloei van de textielnijver
heid in Brabant, waardoor het dorp Tilburg spoedig
een stad worden zou (1810).
Ook de schoenindustrie van de Langstraat begon in de
achttiende eeuw tot ontwikkeling te komen. De tabaks
en sigarenindustrie volgde in de negentiende eeuw, niet
enkel in de steden, maar ook in de zanddorpen. West-
Brabant kreeg zijn suiker-fabrieken. De metaal-industrie
vond na 1890 den weg naar Brabantsche dorpen als
Asten, Beek en Donk, Budel; tegelijkertijd groeide in
Eindhoven het bedrijf van Philips, dat uit de dicht
bevolkte dorpen zijn handarbeiders betrok. Na den we
reldoorlog van 1914^1918 greep de nijverheid verder
en sneller om zich heen dan ooit te voren. Bij Breda
de kunstzijdeindustrie, midden in de hei bij Best de
Batafabrieken, bij Oisterwijk een groote lederindu
strie overal fabriekjes en fabrieken.
Wat wordt er van het Brabantsche dorp, - het dorp dat
eeuwenlang innerlijk en uiterlijk zijn karakter bewaar
de, wel zelden volmaakt-gaaf, maar toch karakter?
Dit is het groote, het moeilijke vraagstuk.
Met beschouwingen alleen of met klachten of met toe
juichingen is het niet op te lossen. De belangen van de
bevolking staan voorop. Wanneer land-, tuin- en bosch-
bouw de geboorte-overschotten niet kan opvangen en
die zijn groot in Brabant, waar een gezin gemiddeld
meer dan zes kinderen telt dan moet de nijverheid
zorgen voor bestaansmiddelen. Er moet gezocht worden
naar een evenwicht van de belangen der bevolking en
die van de gemeenschap. Dit geschiedt sinds 1929 door
den provincialen streekplannendienst. Er is immers lei
ding, krachtige leiding noodig in de verdeel ing en de
bestemming van den grond. Menig dorp zou niet zoo
scheef gegroeid, misgroeid, misvormd zijn, indien de
gedachte aan rationeelen dorpsbouw een halve eeuw
116