Sindsdien heeft het provinciaal bestuur van Noord-
Brabant over de volle breedte en lengte van het gewest
een wegennet gebouwd, dat vele tientallen van jaren
eenig in zijn soort geweest is. Het had een lengte van
over de zevenhonderd kilometer ongeveer evenveel
als de wegennetten van de tien andere provinciën samen.
In 1875 werd de bouw van provinciale wegen beëindigd.
Het net was omvangrijk en de exploitatie van de
spoorwegen wekte de verwachting, dat het verkeer per
as geleidelijk sterk verminderen zou. Wilden gemeenten
onderling het net nog uitbreiden, dan konden zij hier
voor subsidie uit de provinciale kas verkrijgen. Aan
dezen maatregel is de uitbreiding van het wegennet met
nog honderden kilometers te danken.
Zonder ons in becijferingen te verdiepen, kunnen wij
vaststellen dat de millioenen guldens, die het honderd
jarig wegennet in Brabant en aan Brabant gekost heeft,
hun rente wel hebben opgebracht. Rente in den vorm
van vooruitgang van landbouw, veeteelt, handel, nijver
heid en van gerief voor de ontelbaar vele reizigers
van alle slag, die Brabant dag aan dag doorkruisen.
De oude Romeinen wisten het en dit is zoo gebleven:
wegenbouw is cultuurbouw.
De Brabantsche dorpen hebben ook aan den aanleg van
de spoorwegen veel te danken, al heeft die het land
schap zeker niet verfraaid. De stationnetjes in de dor
pen zijn voor het meerendeel karakterlooze bouwsels
geworden.
Zooals bekend is, konden onze voorvaderen niet gemak
kelijk besluiten tot den aanleg van spoorwegen. Koning
Willem I, die in 1834 de eerste poging tot een spoor
wegverbinding van Amsterdam met Keulen deed, moest
zijn plan opgeven bij gebrek aan financieele medewer
king. De eerste spoorweg van het land tusschen Haar-
97
Het Brabantsche Dorp 7