gelaten. Even duidelijk als de gebroeders Van Eijck ons
den Utrechtschen Domtoren hebben uitgebeeld, zien wij
het prachtige monument op een schilderij van den
meester van Frankfort. Een ons onbekend kunstenaar
heeft den Stichtschen toren mèt de kerk (in aanbouw)
gegeven in den toestand van ongeveer 1460. Jan Joest
heeft op een zijner scheppingen de Sint Nicolaaskerk
te Calcar nauwkeurig afgebeeld. Hans Memling moet
iets van de monumenten in Keulen gezien hebben, wat
blijkt uit zijn verbeeldingen op de z.g. Ursula-schrijn,
maar zijn „stad" vertoont ook gevels, die in Brugge
inheemsch waren. Op het paneel „Het lijden van Chris
tus" in het museum te Turijn, heeft hij een groot ge
deelte van Jerusalem willen vertoonen, maar omgeeft
de stad met een vestingmuur, slotgracht, enz. gelijk de
Hollandsche en Vlaamsche steden die hadden en daar
binnen zien wij allerlei fantastische bouwsels, naast
monumenten, die in de werkelijkheid kunnen voorko
men. Op een ander kunstwerk „Troonende Madonna"
te Florence, meent men het Gravesteen te Gent te her
kennen. De Meester van Alkmaar laat ons straatjes en
pleinen aanschouwen, nuchter en zakelijk bijna. Op het
bekende paneel „De Sint Elizabethsvloed" in het Rijks-
Museum te Amsterdam, herkent men de Groote Kerk te
Dordrecht. De z.g. maquette van en in de Sint Bavo-
kerk te Haarlem, een werk dat aan Geertjen van Sint
Jans wordt toegeschreven, geeft, voor het eerst, het
gebouw-op-zich, zonder entourage, zonder stoffeering,
zonder figuren of vergezichten. Op het z.g. Bladelin-
altaar in het museum te Berlijn, ontdekken wij het
kasteel te Middelburg.
Jan van Eijck wij weten dat heel zeker - heeft veel
gereisd. Hij kende de meeste steden van het Vlaande-
renland, hij heeft de Noordelijke Nederlanden bezocht,
werd naar Spanje en Portugal gezonden, kende wellicht
ook Keulen en het Rijnland en het schijnt, dat in al die
landen en steden de groote monumenten hem sterk heb
ben geïnspireerd. Mogelijk heeft hij van veel, wat hem
10