sterdam en Friesland waren alle snelle zeilers en daar door in eenige punten afwijkend van een gewone tjalk die alleen goederen vervoerde. Het verschil was van technischen aard, voornamelijk bestaande uit een bree- der voorschip en achter in een zgn. piek, waaronder men verstaat dat de onderste gangen naar den steven verloopen; bij het model zijn deze kenmerken waar te nemen. Voor de passagiers was er een roef, en een ruime kajuit met paviljoendek en groote ramen ach teruit. Van Loon geeft uitvoerige mededeelingen over het Lemmer veer dat dagelijks met vier schepen werd bevaren, die in een „deftige orde" werden onderhouden en 21.50 m lang waren. Een bijzonder snel veerschip, in 1800 te Woudsend gebouwd, lang 70 voet en wijd 16 voet, laveerde recht in den wind in 12 uren van de Lemmer naar Amsterdam, waar een ander veerschip 18, en een gewone tjalk 24 uren voor noodig had; het was gebouwd op mondelinge bestelling van den schipper, hetgeen voldoende was om een volmaakt schip afgele verd te krijgen. Naar Van Loon's beschrijving vertoont afb. 5 blijkbaar een vaartuig van het door hem aan gegeven verbeterd model, hetgeen uitkomt met hel jaar tal 1839 aan de achterzijde van den helmstok. Dat het model een veerschip van Amsterdam op de Lemmer voorstelt, blijkt uit de wapens in de omlijsting dér ra men en het opschrift: beurtman Lemmer. Van Loon wijdt uitvoerig uit over het nadeel van de opgelaschte steng en de zware gaffel (zie bij dit model) en zegt dat de Harlinger schepen reeds tot de bezaan waren overgegaan. De Friesche veren waren aan het Damrak (destijds genoemd Het Water) gevestigd tusschen de Papenbrug en den Dam; op oude prenten van dit stads deel ziet men de schepen liggen, kenbaar aan hun gaffeltuig. Poon, afb. 6 en 7. Wat de tjalk voor de Zuiderzee was, waren de poon 71

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 88