HOOFDSTUK IV
TJALKEN EN SOORTGELIJKE
SCHEPEN
Algemeen.
is de naam van het meest voorkomende zeilschip
onzer binnenvloot, het schip dat bekwaam is zoowel de
wijde als de nauwe en ondiepe wateren te bevaren. De
hoofdkenmerken zijn de vlakke breede vierkantige bo
dem met een kiel en rond in de kim die een groot
laadoppervlak biedt en den vlotten gang bevordert, de
flauw gebogen voorsteven, de nagenoeg rechtstandige
achtersteven, de rechte vlakke zijden en de fraaie ron
ding aan de uiteinden, terwijl de geringe diepgang en
de strijkende mast het mogelijk maken dat het schip
bijna overal kan komen.
De naam wordt door verkeerde toepassing vaak als een
algemeene gebruikt voor alle groote binnenschepen met
zeilvermogen, hoewel de tjalk en haar varianten een
eigen groep vormen, waar andere schepen geheel buiten
staan. Wie een studie van dit echt Nederlandsche vaar
tuig wil maken, kieze het tijdvak der 19e eeuw voordat
de ijzeren bouw een aanvang nam, toen de Nederland
sche hektjalk, voornamelijk de Friesche, als standaard
model was aan te merken. Naast deze bestonden Gro
ninger en Overijselsche tjalken, alsmede vaartuigen in
andere provincies die eenigszins van het model afweken
en andere namen hadden; zoo had men de Zeeuwsche
poon, de Zuid-Hollandsche schuit, de Vlaamsche pleit,
het otterschip, het Blokzijler jacht en eenige van minder
bekendheid. Als men bedenkt, dat hiervan tegenwoordig
alleen nog de tjalk bestaat, en dat ook andere soorten
bijna uitgestorven zijn, dan is het duidelijk, dat de eens
aan variatie zoo rijke zeilvloot thans in haar samen
stelling tot slechts eenige hoofdtypen beperkt is.
67