een boom. Aldus werd het toegepast bij pleizierjachten,
vervolgens bij eenige soorten kleine binnenschepen en
later ook bij groote. De langere gebogen gaffel werd
pas ingevoerd toen de groote binnenvaarders van het
spriettuig tot de bezaan overgingen, hetgeen meeren-
deels eerst geruimen tijd na 1800 plaats had; ook de
boeierjachten verwisselden toen hun korte rechte gaffel
tegen de gebogen. Het is merkwaardig dat zelfs de
grootste wedstrij dj achten met een mast van 55 m
lengte tot het gaffellooze grootzeil zijn teruggekeerd;
na bijna drie en een halve eeuw zeilpractijk terug naar
den oorspronkelijken vorm, ergens op onze wateren
ontstaan.
Een 17e-eeuwsche benaming voor de giek of den zeil-
boom was gijp, waarmede bepaald het werkwoord gij
pen samenhangt, dat het overbrengen van het zeil naar
het andere boord beteekent als men voor den wind
zeilt. Winschooten geeft als figuurlijke beteekenis: „hij
leit op 't gijpen, het zal niet lang duren of hij is dood";
wellicht is dit de oorsprong van het gezegde: „hij ligt
op apengapen".
Voor de bezaan bestond, was het spriettuig het eenige
langscheepsche tuig. Het oudst bekende gegeven is een
57
Fig. 7. Primitief tuigje op profiel Amsterdam 1606