keurboek van Amsterdam zijn deze in 1413 genoemd
als schepen die „buyten duynen varen". In het Regle
ment behoort tot deze groep ook het naveel, een zee
schip dat niet veel van de kogge verschilde. Zij zijn
daar alle vier in twee klassen ingedeeld, blijkbaar naar
de grootte, daar het toltarief voor de eene klasse dubbel
zoo hoog is als voor de andere. De hulk is reeds uit het
jaar 1000 bekend met betrekking tot London. In het
tijdvak, waarover wij nadere gegevens bezitten, ontwik
kelde deze zich tot een groot zeeschip en verdrong bij
de Duitsche Hanze geleidelijk de minder voortgeschre
den kogge; dit had ook bij ons plaats, vermoedelijk
omstreeks 1400. Tot de in 1413 in het Amsterdamsche
keurboek genoemde zeeschepen behoort ook de krajer,
die eveneens de kogge overvleugelde, doch blijkbaar
een schip van minder beteekenis was dan de hulk. In
middels waren de zeeschepen in den loop der 15e eeuw
driemasters geworden. Witsen noemt de hulk onder de
in zijn tijd hier te lande reeds lang niet meer voor
komende schepenhij zegt dat zij de grootste soort was
die naar verre landen voer, er waren er van 200 last
(een last was twee ton)kort voor 1500 waren er 18
of 20 te Dordrecht. De ever was een kustvaarder die
voornamelijk in Oost-Friesland thuis behoorde, ook in
Zuiderzeehavens en in eenige Duitsche plaatsen aan de
Oostzee; Van Hoorn, Monnikendam en Kampen be
staan gegevens uit de geheele 15e eeuw. Te Enkhuizen
was een ever in het laatst der 17e eeuw een klein vis-
schersvaartuig, zoodat de naam daar waarschijnlijk nog
langen tijd heeft voortbestaan. Als vrachtvaarder be
paalde hij zich later voornamelijk tot den benedenloop
van Wezer en Elbe; op deze laatste waren er voor het
verval der zeilvaart vele honderden, thans zijn er nog
maar enkele.
Wij vervolgen thans het zeeschip niet verder dan tot
zoover noodig was om de kogge als zoodanig te doen
uitkomen.
31