bruikt, maakt men hieruit de gevolgtrekking, dat zij het
grootste en belangrijkste vaartuig was.
Afbeeldingen van koggen en soortgelijke schepen uit
eenige eeuwen later bezitten wij in de stadszegels van
vele havenplaatsen. Het oudst bekende, van Lübeck, is
van 1230, hetgeen wil zeggen dat het document van dat
jaar dateert, zoodat het zegel reeds bestond. Men treft
deze aan bij de belangrijke havenplaatsen aan het En-
gelsche Kanaal, aan de Noordzee en aan de Zuidkust
der Oostzee tot Elbing, met inbegrip van de voornaam
ste steden aan de Zuiderzee; ook het zegel van het aan
de golf van Biskaje gelegen La Rochelle is van dit
soort. Het Nederlandsch Historisch Scheepvaartmuseum
te Amsterdam bezit de volledige zegelcollectie in gips
afdrukken. Dat in de zegels een schip is afgebeeld, is
om de hoofdnering te doen uitkomen, zoodat een haven
plaats het niet duidelijker kon doen dan door dit spre
kend beeld. Tevens ligt er in uitgedrukt of zeevaart,
dan wel kust- of waddevaart de voornaamste bron van
welvaart was, hetgeen men in het scheepstype karakte
riseerde. De zegels vertoonen daardoor schepen in twee
typen. Het meest voorkomende is een zeeschip met ge
lijkvormige gebogen stevens en den mast, getuigd met
een razeil, in het midden; schepen met meer dan een
mast bestonden nog niet. De beplanking is bij alle
overnaadsch en het roer bestaat uit een tegen het boord
bevestigden stuurriem op eenigen afstand van den ste
ven. Een schip van dit soort staat in het zegel van
Amsterdam van omstreeks 1300, doch aangezien het
zeer primitief is weergegeven, geven wij een afbeelding
als algemeen type (fig. 1). Verscheidene dezer schepen
hebben over het voor- en achterschip een overhangend
getimmerte met gekanteelde randen om in den strijd de
bemanning op te plaatsen; bovendien is er een mast
korf van waaruit men den vijand uit de hoogte be
stookte. Deze opbouwsels zijn de kasteelen; in den aan
vang waren zij primitief, doch later vormden zij één
26