geruimd. Het gebruik van afgedankte schepen voor
zulke doeleinden was heel oud; deze of gene herinnert
zich wellicht de appelmarkt aan de Oostzijde van het
Singel tusschen Raamsteeg en Heisteeg. De schepen
vulden dit heele stuk, zij lagen met hun kop tegen den
wal, zoodat zij meer dan de helft van de breedte der
gracht in beslag namen.
Van de kleinere typen, voor zoover die niet reeds waren
uitgestorven, bestaan er nog, doch meestal onaanzien
lijk in hun voorkomen met inbegrip van het tuig. In
grootere verscheidenheid kwamen zij voor tot kort na
den wereldoorlog 1914-1918. Een zeker aantal, het
sloopen niet meer waard, verviel op afgelegen plaatsen
van een of ander stil water tot volkomen wrakken;
andere deden dienst als woonschepen in verband met
den toen heerschenden woningnood. Vooral te Amster
dam waren er vele; op door het Gemeentebestuur aan
gewezen plaatsen lagen zij in lange rijen, de meeste
wanstaltig vertimmerd en onooglijk uitziende met een
ongelooflijken rommel aan boord. Van alles trof men
er bij aan, zoowel zeer oude typen als afgedankte sloe
pen en motorbootjes. Het was wel het diepste punt van
verval waartoe een schip kan afdalen. Het einde van
de in de stad verspreid liggende in verval geraakte
grootere exemplaren was, dat zij van Gemeentewege
werden opgeruimd. Voor dit doel werden zij naar een
afgelegen hoek van het IJ gesleept, aan den voet van
den dijk, ongeveer tegenover het graansilo. Op en
tegen elkaar geworpen, zonken zij weg in de modder;
men noemde deze plaats het schepenkerkhof. Misschien
diept men over duizend jaren een stuk kiel of spant er
van op, dat als een belangrijke oudheidkundige vondst
een plaats in een museum krijgt gelijk wij dat deden
met opgegraven fragmenten van kano's uit voorhistori-
schen tijd, gemaakt uit een uitgeholden boomstam.
Nu komen wij aan het laatste deel onzer indeeling. Een
zeil en een rookpluim zijn langzamerhand een zeld-
19