machine op een wijze dat de schepen voorloopig een
gereduceerd zeilvermogen behielden. De raderkasten
gaven hun echter een geheel ander aanzien en geleide
lijk ontstond een uniform type, vooral toen zij schroef-
booten waren geworden. Ook als volslagen stoomboot
bleven zij nog geruimen tijd van een beperkt zeiltuig
voorzien om bij gunstigen wind het nut daarvan te heb
ben. Zoo hadden wij in het laatst der 19e eeuw nog
Indische mailbooten met drie masten, van welke de
fokkemast met razeilen getuigd was. Bij de Marine wa
ren volgetuigde schepen met een hulpstoommachine in
gebruik. In 't laatst van hun bestaan deden zij dienst
als opleidingsschip; wij herinneren ons dat onze Re
geering bij de feestelijke opening van het Noord-Oost
zeekanaal (in 1895) een dusdanig vaartuig, de korvet
„Alkmaar" afvaardigde, een antieke verschijning tus-
schen de voor dien tijd moderne oorlogsschepen van
andere zeemogendheden.
Bij de binnenvaart was de stoomboot van het begin af
een nieuw schip. In tegenstelling met de ronde zeil-
vaartuigen, gebouwd op de zeilage, met breeden boeg,
naar voren en achteren oploopend, was de stoomboot
smal in verhouding tot de lengte, gestrekt van lijn en
scherp van voren. Daar eene combinatie uitgesloten was,
werd het zeilschip geenszins aangetast, doch wel in zijn
bedrijf. De eerste stoombootdiensten werden geopend
over de Zuiderzee en op de groote rivieren; op deze
trajecten ondervond de zeilvaart het eerst de haar aan
gedane concurrentie. Wanneer ongeveer het personen
verkeer met zeilschepen heeft opgehouden, zijn wij niet
nagegaan. Het komt er op 't jaar niet op aan, daar wij
weten dat het plaats had en niemand er aan dacht op
die manier te reizen toen er een vluggere en meer ge
riefelijke manier werd geboden; de verandering had
het eerst plaats op de hoofdlijnen. De tot dusverre
dienstdoende veerschepen tusschen groote plaatsen wa
ren snelzeilende vrachtschepen met een ruime kajuit
13