zich in de laatste zestig jaren heeft voorgedaan in den
bouw en het wezen der binnenschepen. Deze indeeling
valt binnen de leeftijdsgrens van het tegenwoordige ge
slacht. Wij verdeelen dit daarom in drieën. Ten eerste:
de weinigen die nog het einde van den ouden tijd heb
ben gekend, ten tweede: menschen van middelbaren en
reeds hoogeren leeftijd die den overgang van oud naar
nieuw hebben medegemaakt, ten derde: de opkomende
generatie die alleen getuige is van het tegenwoordige,
het moderne, waarin niet meer dan een sprankje van
het oude over is. Daar het proces zich voornamelijk
binnen de eerste veertig jaren der door ons gekozen
periode heeft voltrokken, is het duidelijk, dat de jongere
generatie eene geheel andere, eene minder ruime visie
heeft dan de oudere.
Hetgeen wij het einde van den ouden tijd noemen, be
gint ongeveer met het laatste kwart der 19e eeuw. Iets
nieuws in die jaren, waarvan nog getuigen aanwezig
zijn, was de opkomst van den ijzeren bouw, die het
eerst werd toegepast bij groote binnenvaarders, de tjal
ken. De 19e eeuw vormt op zichzelf geen afzonderlijke
periode, daar zij de voortzetting was van het bestaande,
b.v. van een tweehonderd jaren vroeger, in welken tus-
schentijd de schepen feitelijk maar weinig of zelfs hee-
lemaal niet veranderden. Evenwel staat er in die 19e
eeuw een mijlpaal in de geschiedenis van scheepsbouw
en scheepvaart. Hij staat op den overgang van het eer
ste naar het tweede kwart, de opkomst der stoombooten
aanwijzende, nu juist 120 jaar geleden. Met deze nieu
wigheid maakten wij kennis in 1816 toen hier een En-
gelschman, de kapitein-eigenaar William Wager, met
zijn stoomboot „Defiance" verscheen, om die te de-
monstreeren. Op 8 Mei was hij in 16 uren van Margate
naar Veere gevaren vanwaar hij zijn tocht twee dagen
later via Dordrecht naar Rotterdam voortzette. Geen
wonder, dat onze op het gebied van handel en nijverheid
voortvarende Koning zich daarheen begaf om de boot
11