de roerkop in al zijn variaties, is de mastwortel (afb.
20). Hij prijkte bovenop den mast en werd een wortel
genoemd omdat hij onderaan dik is en naar boven spits
toeloopt. Een vrij groot aantal is in geheel gaven toe
stand bewaard gebleven; zij zijn van hout gemaakt,
over de geheele lengte van snijwerk voorzien en ver
guld met bladgoud. Rondom den voet zijn vier dansen
de engeltjes, die, met de armen omhoog, tusschen elkaar
een slap hangende guirlande dragenook bestaat dit
deel wel eens uit lofwerk. Naar boven loopt de wortel
spits toe in vele geledingen, afwisselend bestaande uit
kransen van engelenkopjes, lofwerk en schelporna
ment; bovenop staat soms een Atlas-figuurtje met den
wereldbol op de schouders. De lengte was in verhou
ding tot de hoogte van den mast. Van kleine vaartuigen
treft men ze aan van 30 cm met ongeveer 12 geledingen
en van groote, van 80 cm of iets meer met ongeveer
25 geledingen. Zij kwamen bij jachten en bij alle bin
nenschepen voor, behalve de heel eenvoudige, en bij
kustvaarders als koffen en smakken. Bij de groote
tjalken en deze laatste soorten waren het zware stuk
ken; het Nederlandsch Historisch Scheepvaartmuseum
bezit een exemplaar van 110 cm lang en 25 cm dik.
Met uitzondering van één soort schip waren zij bij alle
andere aan elkaar gelijk en met zooveel zorg en vaar
digheid uitgesneden, dat dit alleen door bekwame vak
lieden gedaan kan zijn; een wortel, primitief uitgevoerd
of van een afwijkend patroon, hebben wij nooit aan
getroffen. Het schip, waarvan de mastwortel van dien
der andere vaartuigen afweek, was het Marker water
schip, het zwaarste der visschersvaartuigen van de Zui
derzee; het sieraad bestaat hier uit een haan met daar
boven een reeks steeds kleiner wordende hennetjes of
Pegasus-f iguurtjes.
In tegenstelling met de versiering der groote zeesche
pen en jachten, die als toegepaste kunst is aan te mer
ken, behoort die der binnenschepen onder de volks-
103