scheepje is hier een zeilschip en de opvarenden zijn
duidelijk aangegeven; tusschen de wolken is de wind
voorgesteld door vier hoofdjes, die door blazen den
storm verwekken. Ook de smalle voorzijde bevat snij
werk. Van voren af is daar het offerlam met daarboven
de symbolen van Geloof, Hoop en Liefde; daarop vol
gen koren-aren en druiventrossen. Het Nederlandsch
Historisch Scheepvaartmuseum bezit een fraai exem
plaar met aan de eene zijde de verspieders met drui
ventrossen uit Kanaan terugkeerend en aan de andere
zijde de Israëlieten die door de Roode Zee getrokken
zijn met het hen achtervolgende Egyptische leger, dat
in de golven omkomt. Gelijk wij het reeds opmerkten
bij de hakkeborden, zijn ook dit voorbeelden van aan
hankelijkheid aan het Christelijk Geloof, waarvan te
vens de vele thans voorkomende namen bij binnensche
pen getuigen als „Eben Haëzer" en „God zij met ons".
Iets dat bij dit soort steeds voorkomt, is de punt
in den vorm van een driebladerige klaver, die feitelijk
uit een rood, een wit en een blauw tonnetje bestaat.
Roerkoppen van dezen vorm komen nog veel voor. Het
figuurtje met de klaver of tonnetjes is er nog, terwijl
het snijwerk op de zijvlakken een twijgje met eenige
bladeren vertoont; dat dit ipotief ook vroeger bij sche
pen voorkwam, blijkt uit eenige 18e-eeuwsche scheeps
modellen. Bij moderne vaartuigen is de vorm van den
kop meestal gewijzigd door weglating van de punt
met de tonnetjes en door een geringere uitholling der
voorzijde; het snijwerk aan de zijkanten is vaak een
hoorn uit welken een twijgje, als zoojuist genoemd, te
voorschijn komt. Daar deze voorstelling niet op te vat
ten is als Fortuna's hoorn van overvloed, zoo gééft de
folklorist als uitlegging dat het een takje is van den
ontluikenden levensboom, ontleend aan een oud-Ger-
maansch motief. Het symbool met den levensboom is
vrij algemeen bekend en komt ook elders voor.
Een merkwaardig sieraad, doch niet zoo decoratief als
102