bleef. Op het roer prijkte de roerkop, een lioofd van iets meer dan natuurlijke grootte, soms van een man, doch meestal van een vrouw; het roer was zoo hoog, dat de kop boven het boord uitstak. Hierop stond het hakkebord in den vorm van een van boven afgeronden driehoek, met de puntige uiteinden der basis op het boord rustende, terwijl het met den onderkant tegen de doft aansloot waar de helmstok onderdoor draaide. Hekke- of hakkebord was feitelijk bij groote zeeschepen de technische benaming voor de platte achterzijde van den opbouw, het was het bord aan het hek, het uiteinde van het schip. Afb. 16 en 17 vertoont deze stukken afzonderlijk en afb. 3 hoe zij geplaatst waren. Bij het manshoofd zijn het haar en de snor verguld, de steek is zwart met goud afgezet en het costuum rood met een witten halsdoek en vergulde versierselen; ge wild waren ook Turken met een tulband om het haar. Het meest voorkomende type der vrouwenhoofden was van weelderige uitvoering met om het haar een krans van bladeren en heel en half ontloken bloemen; de hals was laag uitgesneden en doorgaans was ook de borst geheel of gedeeltelijk onbedekt. Alles was in na tuurlijke kleur, behalve het haar, dat verguld was. Over het midden had het een scheiding en beneden den krans hing het in krullen die achteraan vrij van den hals waren; als sieraad waren er vaak een halssnoer en oor bellen. Ruim 25 jaar geleden vernamen wij van een ouden schipper, dat de met bloemen getooide vrouwen hoofden vaak een Flora genoemd werden. Of zij de bloemgodin voorstelden of dat het alleen maar de ge lijkenis was, laten wij in het midden. Vrouwenhoofden, iets eenvoudiger van uitvoering, hadden in plaats van een krans een diadeem, en zwart haar. Roerkoppen waren niet alleen in grooten getale in ge bruik hij vele soorten binnenschepen, maar kwamen ook bij kustvaarders voor als koffen, smakken en gal joten. Vooral bij de driemastgaljoot was de kop een 98

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 119