vrijwel ongewijzigde navolger van den reeds lang niet
meer bestaanden turfijker en was inheemsch in het hart
van Zuid-Holland. Het merkwaardige was dat deze
scheepjes volkomen een type der rivierschepen ver
toonden, dat ingang had gevonden ook buiten het
stroomgebied der rivieren. Het waren dus aken; de
overboordige gangen sloten voor en achter niet tegen
het oploopende vlak aan, maar liepen versmallend naar
boven waar zij in een stevig blok hout vergaarden
(fig. 13). De Hagenaar wordt thans alleen van ijzer
gebouwd. De oude vorm is eenigszins bewaard geble-
ven, doch de karakteristieke bouwwijze is geheel ver
loren gegaan, daar de romp aan de uiteinden thans
rond en glad is. Een houten Hagenaar was ongeveer
17 m lang, een ijzeren is eenige meters langer, terwijl
de wijdte van ongeveer 4 m hetzelfde is gebleven. Het
schip komt vrij veel voor.
Hengst, afb. 14.
De hengst kwam vroeger als vracht- en veerscheepje
op de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche stroomen voor
en in lateren tijd in Zeeland bij de oester- en mossel-
visscherij. Zij is nauw verwant met de Zeeuwsche
hoogaars, de welbekende garnalen- en mosselenschuit,
die te Vlissingen, Veere en Arnemuiden thuisbehoort
en waarvan het meerendeel het oude spriettuig voert.
Het voorschip der hoogaars is echter langer en spitser
dan bij de hengst, waardoor het meer overhangt, ter
wijl ook de achtersteven, die bij de hengst bijna recht
standig is, meer vallend is. Ons fraaie palmhouten
92
Fig. 18. Houten Hagenaar