delijk het oudste. Ons model stelt zoo eene voordenkt men zich de ontbrekende middenmoot er bij, dan heeft men een lange praam. Bij uitzondering kwam deze met een paviljoendek voor. Daar deze schepen nooit van ijzer zijn gebouwd, is hun aantal steeds achteruitge gaan, zoodat zij thans nauwelijks meer voorkomen. Wij betwijfelen het of er nog in de vaart zijn; te Amsterdam doen eenige in vrij goeden staat verkeerende exempla ren dienst voor opslag van brandstoffen. In het bijzon der waren het turfschepen; de turf lag niet alleen in het ruim maar bovendien keurig opgestapeld als dek last, gelijk wij dit zien bij de turf-pot op fig. 8. Wan neer in het najaar de groote Amsterdamsche heeren huizen van turf werden voorzien, kwam een praam voor de deur om te lossen. Wat voor de benedenverdieping bestemd was, ging in den kelder en voor de hoogere ging het naar den zolder'. De schipper op het dek en een dienstmaagd voor het raam voor de controle noteerden het aantal manden dat naar binnen gedragen werd op de manier van vier streepjes en een er schuin doorheen. Een herinnering aan voorbije dagen. Snik, afb. 13. Daar dit model zeer overeenkomt met de afbeeldingen van een snik bij Groenewegen en Le Comte, kunnen wij aannemen, dat het dit vaartuig voorstelt. Het vertoont een welbesneden scheepje met vallende stevens, ge welfde luiken en een stuurkuip; het is waarschijnlijk meer dan honderd jaar oud en heeft waarde voor ons daar het een der vele soorten kleine binnenschepen voorstelt, waarvan nog maar enkele bestaan. De snik kwam voor in Zuid-Holland en Friesland. De naam is oeroud, hij was reeds bij de Duitsche Hanze in gebruik voor een zeker soort klein vaartuig en is vermoedelijk van Scandinavischen oorsprong. Bok, fig. 16. Le Comte vermeldt de bok als een turfscheepje, thuis- 89

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 108