88
HOOFDSTUK VI
DIVERSE SCHEPEN
Overijselsche praam, afb. 12.
In Drente en het Noordelijke deel van Overijsel kwa
men vroeger schepen voor, meer of minder uiteenloo
pend van soort, als potten en puien, sompen en ponten.
Een pot en een pont uit het midden der 17e eeuw zien
wij op fig. 8; zij brachten turf naar Holland. Hoewel
eenigen tijd geleden nog houten schepen in het locale
verkeer voorkwamen, en mogelijk ook thans nog, zoo
zijn de bovengenoemde alle uitgestorven. De somp
heeft het tot in de tegenwoordige eeuw uitgehouden en
voornamelijk uit haar was de Overijselsche praam ont
staan, die zich in de tweede helft der 19e eeuw tot een
flink schip ontwikkelde, ongeveer van de grootte van
een tjalk. Deze grootere afmeting was een gevolg van
den aanleg en de verbetering van waterwegen in de
Noordelijke provinciën, als de openstelling der reeds
bestaande Willemsvaart in 1820, de aanleg der Noord-
Willemsvaart in 1862, de verlenging der Hoogeveensche
vaart tusschen 1850 en 1860, de verbetering van het
Meppeler diep in 1860 en 1882, en de verbetering der
verbinding van Friesland met Groningen in 1864.
Een praam onderscheidt zich van andere schepen door
den platten bodem zonder kiel en de hoekige aanslui
ting der zijkanten, terwijl voor en achter van den bodem
geen oploop of ronding naar de stevens uitgaat. Boven
de waterlijn zijn bij de Overijselsche praam de rechte
strook en het laagliggende berghout kenmerkend, dat
in de hoeken sterk naar de stevens oploopt en vooraan
geheel boven in den neus is opgetrokken, waar het zich
op een bijzondere manier tegen aan vleit. Deze pramen
zijn te onderscheiden in korte en in lange, de eerste
schijnen weinig voorgekomen te zijn en waren vermoe-