zicht slechts in grove trekken is, zoo hebben wij toch
wellicht kunnen aantooneq, dat de rivierschepen een
soort op zichzelf waren en sterk verschillend van de
binnenschepen op andere wateren. Vijfentwintig jaar
geleden waren van de kleine soorten nog eenige in de
vaart, doch thans treft men die nergens meer aan.
Van de tegenwoordige zeilschepen is de groote twee
mastklipper (fig. 14), meer dan zijn kleinere broer en
de aak, speciaal een rivierschip doch het aantal van
deze fraaie schepen is afnemend tengevolge van de
concurrentie der motorvrachtbooten. Al wordt er nog
steeds op de rivieren gezeild, zoo is toch het beeld in
menig opzicht veranderd, niet alleen door de evolutie
in het soort der vaartuigen, maar ook door de hooge
vaste bruggen op plaatsen waar eènige jaren geleden
een schipbrug of een gierpont was.
Het vaartuig, dat thans domineert, is het sleepschip;
gemeenlijk wordt het een Rijnaak genoemd, hoewel het
geen aak is, daar het een rechtstandigen voorsteven en
een overhangend achterschip heeft. Bij de statistiek vor
men deze aken een klasse met de kanen; een kaan is
een Duitsche benaming en blijkbaar hetzelfde als keen
85
Fig. 14. Groote Rivierklipper tegenwoordige tijd