te sieren. Wie goed zoekt zal op enkele plaatsen, op Gunterstein en op Queekhoven, nog sporen van den ouden aanleg met rechte paden en weidsche perspectieven, vindenmaar meer dan sporen kan men het niet noemen. De tuinen in ouden stijl van Nijenrode dateeren uit het begin van deze eeuw. Het verloren gaan van de oude tuinen is zeer te betreuren. In de oogen van de tijdgenoten immers, zoowel van Nederlanders als van vreemdelingen, waren ze zeer fraai aangelegd. Volgens Diderot b.v. bezaten de Nederlandsche buitenverblijven groo- te, welverzorgde tuinen, iets eenigs, en de voornaam ste en meest typeerende luxe-uitingen, waarvoor rijke burgers hun geld besteedden. De Zwitser Albrecht Halier was dezelfde mening toegedaan: „Nirgends sind soviel und so angenehme Garten". Naar zijn mening hielden de Hollanders geen grooten staat of prachtige kleeren, ,,nur dasz von denen Reichen etwas auf Garten verwendet wird". In den tijd van verval nog, in 1803, kon Johanna Schopenhauer, de moeder van den bekenden philo- soof, over ons land schrijven: „Die Gartenlieb- haberei ist die algemein herrschende und man wen- det viel Geld darauf. Wer es nur möglich machen kann, besitzt bald naher, bald entfernt von der Stadt, einen Garten, in welchem er von Sonnabend bis Montag mit den Seinen lebt". Bij deze woorden zal zij zeker gedacht hebben aan de omgeving van Amsterdam, een streek, die zij op haar reis goed had leeren kennen. Niet alleen buitenlanders, ook 68

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 80