18de eeuw vonden echter ingrijpende wijzigingen
plaats. De voordeur werd verlegd naar den anderen
kant van het huis, de straatwegzij de. Het vertrek
dat direct achter de nieuwe voordeur lag werd nu
tot hal verbouwd. De oorspronkelijke gang werd
verlengd met een erker in den vorm van drie zijden
van een achthoek en tot eetkamer ingericht. De
gevel aan de straatwegzij de, die waarschijnlijk niet
bijzonder fraai was (afbeeldingen zijn er niet van
overgebleven) onderging een modemiseering. Om
bij de veranderingen niet gehinderd te worden door
de oude indeeling plaatste men vóór de bestaande
fagade een eensteensmuur. Door het aanbrengen
van geblokte banden van natuursteen werd een
indeeling in drieën verkregen. De middenpartij, die
een weinig naar voren kwam, bevatte de nieuwe
voordeur, voorzien van kleine glasruitjes en ver
sierd met een bovenlicht vol sierlijk ornamentwerk,
het geheel gevat tusschen natuursteenen pilasters.
Dit middengedeelte werd voortgezet langs de ver
dieping, waar een groote glazen deur, omgeven door
rijk rankenwerk, toegang gaf tot een klein balkon,
met ijzeren hekwerk in den stijl van den tijd.
Hierboven prijkte een houten fronton met een,
thans blank geschilderd, familiewapen, omgeven
door ornamentwerk in Franschen trant. Een half
rond bordes, vijf treden hoog, leidde naar de voor
deur.
In de beide zijgedeelten waren geen ramen aan
gebracht, maar in plaats daarvan twee nissen,
41