gevolg van den republikeinschen regeeringsvorm
van ons land.
De consequenties van deze ontwikkeling voor
de Nederlandsche cultuur en kunst kunnen niet
hoog genoeg geschat worden. De dragers van de
cultuur waren in de eerste plaats de regenten. Hun
stand was talrijk. Zij waren evenwel niet de eenigen
die van den bloei van den handel profiteerden. De
jaar in jaar uit toevloeiende winsten werden ver
deeld over een breede laag van de bevolking. Zoo
geschiedde het dat op de weinige plaatsen, die de
kleine groep van den Hollandschen adel inruimde,
vele homines novi kwamen.
Voor de Vechtstreek had deze gang van zaken
het gevolg dat tusschen de enkele oudeuit de middel
eeuwen dateerende kasteelen tallooze Amsterdam-
sche patriciërs in de 17de en het begin van de 18de
eeuw op door hen gekochte landerijen nieuwe bui
tenplaatsen zijn gaan stichten. Boerenwoningen,
op de nieuw verworven perceelen gelegen, schijnen
het uitgangspunt van het landleven te zijn geweest.
Zoo kocht in 1608 de Amsterdammer Jan Jacobsz
Huydecoper „de huysinge mette hoffstede ge-
naemt de gouden Hoeff, gelegen op de Vecht in't
Sticht van Utrecht" onder Maarsseveen. Het is
niet bekend of hij deze boerderij des zomers als
buitenverblijf gebruikte, of dat de aankoop slechts
bij wijze van geldbelegging was geschied. Het feit
dat Huydecoper tevens de eigenaar was van een
in de nabijheid van Gouden Hoeff gelegen steen-
34