eigenaar. In 1664 werd het door de familie Botter van Snellenburg verkocht aan den Utrechtschen regent jhr David Godin, drossaert van St Maer- tensdijk en Scherpenisse en kanunnik van Oud Munster te Utrecht. Het kasteel Nijenrode bleef tot het jaar 1675 in adellijk bezit. Toen werd de ruïne van het in 1672 deerlijk gehavende slot door Gerard Adriaan baron van Reede verkocht aan den Amsterdamschen regent Johan Ortt. Deze liet het gebouw niet sloo- pen, maar herstelde het, op deze wijze de traditie van de middeleeuwsche heerlijkheid op zijn geslacht overplantend. Hetzelfde geschiedde in 1710 met den bouwval van Cronenburch. De laatste edelman, die het in eigendom had, was jonkheer Anthonis van Lynden, de eerste burger de Leidsche patriciër Adriaen Wit- tert van der Aa. Nederhorst bleef het langst oud-adellijk bezit; pas in 1774 verkocht Jan Arent Godert baron de Vos van Steenwijkhet slot aan den Amsterdamschen raad, schepen en bankier John Hope. Alleen het Huis te Zuilen ging, zooals wij reeds zagen, bij uitzondering niet in burgerlijke handen over, afgezien van de korte tusschenperiode toen Caspar Quinyet er de eigenaar van was. De kasteelen aan de Vecht illustreeren dus op treffende wijze de algemeene „verburgerlijking" van de Hollandsche cultuur in de 17de eeuw. Dit was zooals reeds werd opgemerkt, voornamelijk een 33 Heemschutserie, 40, 3

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 35