teelen. Hetzelfde was het geval met de Culemborchs, de Lalaings en de Rennenberghs. De twee laatst genoemde geslachten verbleven meestal in de Zui delijke Nederlanden in de omgeving van het Habs- burgsche hof. Zuilen was voor hen een van hun vele bezittingen, weliswaar niet zonder beteekenis, voor al militaire, maar toch niet hun hoofdverblijf. Anders was het met de Lookhorsten en de Van Tuylls. In hun tijd had het kasteel geen militair belang meer. Zij bezaten het nog slechts als buitenplaats, naast de stadshuizen binnen Utrecht, die zij des winters betrokken. Hun levenswijze kennen wij uit het dagboek van den Utrechtschen advocaat en oudheidkundige Aernout van Buchell en, uit wat later tijd, door de tot ons gekomen cor respondentie van Belle van Zuylen, de dochter van Diederik Jacob van Tuyll van Serooskerken. Wij lezen hierin hoe de familie des winters te Utrecht woonde en zomers buiten. Belles hart ging het meest uit naar het gezellige stadsleven. Als zij buiten was, ging zij telkens even naar Utrecht in de groote koets van haar vader, of, als deze in gebruik was, gereden door een van haar broers in een open sjees of desnoods te voet. Hoe zeer waren de levensomstandigheden op het slot sedert de middeleeuwen veranderdDe ridderlijke, wat sombere en zeer sobere entourage van het oude kasteel paste weinig meer bij de verfijnde elegance enkleurigen zwier van den pruikentijd. Belles vader zag dit duidelijk in. Hij hield veel van Zuilen. 18

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 18