bij te komen, voor zij voor goed in zuidelijke richting
aftrokken. In 1579 liet de stad het klooster door een
troepenmacht bezetten, om te voorkomen, dat Spaansche
troepen er zich zouden nestelende monniken hadden
van de ruwe soldaten zooveel te verduren, dat zij hun
klooster verlieten en een toevlucht in de stad zochten. De
stadsregeering, die talrijke geestelijke gebouwen binnen
haar muren liet sloopen, eischte, dat de monniken hun
klooster zouden afbrekentoen deze weigerden hieraan te
voldoen, liet zij zelf de kloostergebouwen met de kerk
slechtenalleen het poortgebouw bleef gespaard. De nog
bruikbare steenen werden gebruikt voor versterking van
de stadsmuren. De monniken van het klooster Nieuwlicht
verspreidden zich over de Karthuizerkloosters van 's Her
togenbosch, Brugge en andere Zuid-Nederlandsche steden.
De kloosterbibliotheek werd door de stad in beslag ge
nomen ten bate van de stadsbibliotheek, die in het koor
van de Janskerk werd ondergebracht.
Op de plaats, waar het klooster stond, werd een hof
stede gebouwd en in de vorige eeuw brachten veel
Utrechtenaren na een wandeling buitenom een bezoek
aan de boerderij Chartreuse om bij vrouw van Dam, „de
kastelijnes" een portie room te bestellen- Zooals Hilde-
brand in zijn „Camera Obscura" vertelt hoe de Haar-
lemsche burgerij de vorige eeuw een Zondag in de
Haarlemmerhout doorbracht, zoo beschreef een Utrechte
naar hoe het in het midden van de vorige eeuw op
Chartreuse toeging
„Vooral des zondags wordt Chartroyse veelvuldig be
zocht; dan verschijnt er de deftige burgerman met zijn
regenscherm, de kantoorbediende met zijn trouwrok, de
ambachts-baas met zijn lange jas, zijn hoogen hoed, zijn
breede boorden, en zijn smalle das, de aangekleede
komenij-heer met zijn wandelstok en zijden zakdoek,
waarmee hij de laarzen, bij 't naar huis gaan, voor de
poort afklopt, de kruidenier met zijne vrouw, zeven zoons
en negen dochters, allen, op de rei af, voortslenterende
74
komenij-heerkruidenier.