Butendiic en draagt als opschrift een gebed voor de
Utrechtsche bevolking, om oorlog en rampspoed van haar
land en stad ver te houden
„Och edel meent bit truwelic
Salvater van hemelric
Om eendrachtighen vrede.
Bescermen lant ende stede
Voer orloghe ende duer tiden.
Ende van allen sunden vriien
Ende allen doden hemelric
Ende mi mede Steven Butendic.
In 't jaer ons Heren MCCCCLXXIX.
Cogita mori."
Evenals de Buurkerk maakte de Jacobikerk het wel en
wee van de stad meeook hier werden in Augustus 1566
de beelden gebroken. Toen de burgerij zich in 1576 gereed
maakte voor den strijd tegen de Spaansche troepen in
Vredenburg, stelden de burgers hun kleine stukken ge
schut op den Jacobi- en den Buurtoren. Tijdens den strijd
richtten deze kleine kanonnen echter weinig uit tegen het
groote kasteelgeschut van de Spanjaarden; de Jacobi-
toren, die dicht bij het strijdtooneel stond, werd meer
malen zwaar getroffen. Uit dankbaarheid, dat de toren
toch nog bleef staan, werd later aan de zuidzijde van den
toren in het bovenste deel van de middelste traceering
een zandsteenen plaat aangebracht met het opschrift
„Anno 1576 hebbe min de Spaengers van
Vreeborch leet gedaen.
Godt versach 't, dat ick bleef staen.''
Omdat de zuid-westhoek van den toren door de be
schieting zwaar geteisterd was, werd dit gedeelte geheel
gerestaureerd, zoodat dit nu niet zoo verweerd is als het
Och edele gemeente, bidt getrouw.
Bidt, dat Salvator ons van alle zonden wil bevrijden en
alle doden naar het hemelrijk (hemelwaarts) wil voeren.
Cogita mori: gedenk te sterven.
60