luidde wanneer een pas gekozen bisschop in processie van
de Buurkerk naar de Domkerk vertrok, om daar gewijd
te worden- Op den Buurtoren stond geregeld een waker
uit te zien of er geen onraad dreigde; in 1542 werd
geregeld hoe de twee torenwachters hun taak moesten
verdeelen. De een luidde 's avonds eerst de waakklok, het
teeken, dat de stadspoorten gesloten moesten worden;
nog geen eeuw geleden schreef een Utrechtenaar hoe hij
zich uit zijn jeugd herinnerde, dat de poorten van de
stad na het luiden van deze klok gegrendeld werden
„Wanneer tegen schemering de Buurtkerkklok luidde,
hoorde men ver in den omtrek de stads-deuren knarsend
toewerpen."
De wachter, die de waakklok geluid had, moest tot één
uur na middernacht op zijn post blijven, waarna hij door
den anderen wachter werd afgelost. Van 's avonds 10 uur
tot 's morgens 4 uur moesten de wachters ieder heel uur
trompetten „tot allen drie hoecken van die toorn", terwijl
zij goed moesten toezien „offer nergens in der stadt off
om der stadt brandt vallen ende oprijsen mochte, om soe
geringe bij hem brant gesien wordt, alsdan brant te blasen
sonder ophouden."
Aan het Buurkerkhof stond het oude stadhuis, van
waar de raad zijn besluiten bekend maaktekort nadat
Karei V zich meester van de stad maakte, moest de raad
echter zijn zetel verplaatsen naar het Huis Hasenberch,
dat op de plaats van het tegenwoordige stadhuis stond.
Het politieke centrum van de stad verplaatste zich van
het Buurkerkhof naar de Stadhuisbrug. Het Buurkerkhof
werd op den duur een doodsch plein.
In Augustus 1566 werden ook in de Buurkerk de beel
den gebrokende Utrechtsche Calvinist Jan van Ame-
rongen, die als slotenmaker in dienst van de stad was,
wees den beeldenstormers den weg en bleef met andere
gewapende Calvinisten bij de kerkdeur staan om toe te
zien, dat niemand de kerk zou binnendringen, om te
stelen. Na het breken van de beelden deed hij de deur
van de kerk zorgvuldig dicht.
Toen de Utrechtsche burgerij in 1576 aan den strijd
56