dag liet men zelfs, om duidelijk aan te toonen, dat de
duivel overwonnen was, een met kruit gevuld beeld van
den duivel knallend ontploffen, tot luid vermaak van de
toeschouwers. Op Palmzondag herdacht men Jezus'
intocht in Jeruzalem door een plechtige processie van de
Domkerk naar de Pieterskerk. Jeruzalemvaarders, per
sonen, die een pelgrimstocht naar het Heilige Land onder
nomen hadden, waren met palmtakken aanwezig en trok
ken een houten ezel met een Christus-beeld in deze pro
cessie mee. De nauwe steeg, die van de immuniteit van
den Dom tot die van St. Pieter toegang verleende, werd
naar deze processie ,,-ezelsteeg" genoemd; later zou zij
naar den Utrechtschen hoogleeraar Voetius heeten.
In 1580 werd de Domkerk aan de Calvinisten afge
staan en het schip en dwarsschip werden voor hun gods
dienstoefeningen gereed gemaakt; het koor werd sedert
1636 door de Utrechtsche universiteit gebruikt voor de
plechtige promotiën en andere bijeenkomsten. Toen de
Fransche troepen in 1672 Utrecht bezetten, konden de
Katholieken de Domkerk weer voor hun godsdienst
inrichten en er woedde een Katholieke „beeldenstorm"
in deze kerk. Protestantsche bijbels, collecte-zakjes en
stoelen werden op een hoop gegooid en verbrand. Na het
wegtrekken van de Franschen in het najaar van 1673
namen de Calvinisten de kerk opnieuw in bézit en nu
■werden de beelden en de altaren verbrand, waarbij een
Mariabeeld uit de kerk naar een vuur voor het stadhuis
gesleept werd.
In Augustus 1674 woedde de vermelde cycloon boven
het centrum van de stadhet schip van de kerk, dat niet
door zware beeren gesteund werd, stortte in elkaar. De
Domtoren kwam alleen en eenzaam te staan, zooals een
reiziger in het begin van de 19e eeuw opmerkte: „ver
laten als een uitroepteeken na een lange gedachtestreep,
als een monolith, die een droevigen blik op het verleden
werpt."
De kerkdiensten werden voortaan in het koor en het
dwarsschip gehouden, terwijl men het dwarsschip aan de
Westzijde afsloot. Misschien was het verwoeste schip te
36