DOMKERK EN DOMTOREN
In 1254 legde bisschop Hendrik van Vianden den
eersten steen voor den bouw van de tegenwoordige Dom
kerk; in 1321, toen slechts het Koor voor een gedeelte
gereed was, begon men reeds met den toren, die de kerk
in het Westen moest afsluiten. Misschien hield het Kapit
tel van Sint Salvator uit vrees, dat de nieuwe Domkerk
den toegang tot haar kerk geheel zou afsluiten, den bouw
van de kerk een tijd lang tegen.
De bouw van den toren verliep voorspoedig en aan de
Westzijde van den toren geeft een rijmpje op een inge-
metselden steen in het kort de bouwgeschiedenis weer:
„Doe men screef M.CGG.XX ende een
Leyt men van mij den eersten steen.
Daer na M.CCG ende Twee en tachtich
Was Ic volmaect, so men siet waerachtich."
De toren werd door zijn hoogte spreekwoordelijk en als
men wilde aangeven, dat iets zeer hoog was, zei men
„zoo hoog als de Dom van Utrecht." Hij bestaat uit drie
scherp van elkaar gescheiden deelen een vierkanten voet,
een vierkant middenstuk en een achtkantige lantaren. In
den zwaren vierkanten voet bevindt zich, juist boven den
doorgang onder den toren, de St. Michaëlskapel. Sint
Michaël, de bewaker van het aardsche paradijs, werd be
schouwd als de beschermer van de kerk. Zijn beeld werd
meestal opgesteld in den westelijken ingang van de kerk
daar de voornaamste toegang tot de Domkerk onder den
toren liep, werd de torenkapel boven dezen toegangsweg
aan St. Michaël gewijd. De Michaëlskapel deed dienst als
huiskapel van den bisschopuit deze kapel kon hij zich
begeven naar de bisschop-Davidskapel, vanwaar hij de
33
3