doening, toen de -gewone alledaagsche gebruiken weer
hersteld werden. Een tijdgenoot, de Utrechtsche apothe
ker Hendrik Keetell, die achter op zijn receptenbriefjes
de gebeurtenissen van den dag aanteekende, schreef
„25 December 1813. Zaturdag, maar Kersdag, derhalven
Kerkdag. De Kerkdienst der Hervormden een aanvang
zullende neemen, daar begon de klok te luiden. Ziedaar
een door de Franschen afgeschaft oud gebruik ap nieuw
weder ingevoerdTegelijkertijd hoorde men op het
klokkespel van het heel uur weer een psalm en op dat
van het half uur het van ouds bekende deuntjeWilhel
mus van Nassauwen. Deeze was een tweede herstelling,
's Anderen daags, den 26 's avonds ten half vijf. Daar
begon de poortklok te luiden. Waarlijk ten 5 uuren wier
den de stads poorten gesloten. Al weer een afgeschafte
zaak hersteld's Avonds ten half 10. Daar begon de zoge
naamde boefklok te luiden. Ten 10 uuren wierden de
poorten geheel geslotenen terstond daarna hoorde men
Klep, klep, klep, klep, klep, klep Tien uur heeft de klok,
de klok heeft tien. Owat wierd met dit een en ander het
groot verlangen van veele voldaan."
Slechts langzaam kon het land en ook de stad Utrecht
zich van de voorbije moeilijke tijden herstellen; nu kon
de stad niet langer besloten blijven binnen zijn Middel-
eeuwsche grenzen en de wallen, torens en stadspoorten
werden gesloopt. Het stadsbeeld veranderde snelde
ruïne van het schip van de Domkerk werd weggeruimd,
de Heilige Kruiskapel werd weggebroken, de Mariakerk,
die in vervallen toestand verkeerde, werd afgebroken en
alleen haar kruisgang (kloostergang) bleef gespaard. De
karakteristieke gevels van het oude stadhuis werden even
eens afgebroken en vervangen door den tegenwoordigen
gevel.
Het verkeer ging geleidelijk meer eischen stellenreeds
de paardentram had moeite met de smalle straten van de
binnenstad en de Utrechtsche Tram-Maatschappij ver
meldde in een jaarverslag als een compliment voor de
koetsiers van haar paardentrams„Niettegenstaande het
groot aantal ritten langs een weg door nauwe straten met
27