„Hete oliekoeken" hoort men roepen op de straat,
Terwijl dat besje schreeut„braje appelen, gebraad!"
De jongens, die van 't school of van de winkel loopen,
Ziet men van dit banket met open monden koopen,
En Jan, die in de buurt zijn Heerschaps komst verbeidt,
Staat aan de deur ter sluik te praten met de meid.
Zij zoenen beurteling en Jan, die moet vertrekken,
Want binnen wordt gebeld, Kaat moet de tafel dekken,
De boefklok heeft geluid, men hoort de klepper slaan,
En 't is een burger uur, om dan naar bed te gaan."
De tweede helft van de 18e eeuw vormde een tegen
stelling met de eerste helft; in plaats van den kalmen
Pruikentijd kwam de onrustige Patriottentijd. Niet de
godsdienst, maar de politiek kwam in het middelpunt van
de belangstelling te staan; de gegoede burgerij wenschte
invloed op de regeering en zij uitte openlijk haar onte
vredenheid, toen de Republiek door verwaarloozing van
haar vloot tijdens den vierden Engelschen oorlog mach
teloos bleek. De Engelsche vloten namen talrijke Neder-
landsche koopvaardijschepen in beslag; in de Republiek
stegen de prijzen van de levensmiddelen en de werkloos
heid nam toe. De Utrechtsche vroedschap klaagde in
1783 over „de meer dan gewone uitgave van penningen,
die door de groote werkloosheid en excessieve duurte der
levensmiddelen aan de gebreklijdende ingezetenen wegens
dezes Stads Aalmoessenierskamer moeten uitgereikt wor
den."
In Utrecht werd de verontwaardiging over den grooten
invloed van de gunstelingen van den Prins zoo groot, dat
deze hier bijna geen aanhang hadde enkele aanhangers,
van den Prins, waaronder de bekende Utrechtsche hoog
leeraar Ryklof Michael van Goens, werden fel gehaat.
De Utrechtsche democraten steunden hun regenten om
den te grooten invloed van den Prins op het stadsbestuur
tegen te gaan; zij wenschten zich echter niet door hun
regenten te laten gebruiken, maar eischten weldra zelf
invloed op het stadsbestuur. De burgers oefenden zich in
den wapenhandel en kwamen herhaalde malen dreigend
24