heeft en die buiten haar rust en veyligheyd alleen weynige
genoegens of voordelen aan dezelven terug schenken kan."
In den avond zochten de Utrechtsche burgers na hun
dagtaak ontspanning in de herberg „De Atlas" in de
Korte Nieuwstraat, waar zij de laatste nieuwtjes hoorden,
in „Het Nachtegaaltje", waar zij zich bezig hielden met
het dam- of triktrakspel, in ,,'t Vergulde Wijnvat", in „De
Blaauwe Druyff" of in een van de vele andere herbergen
van de stad. Wanneer de schemering inviel, luidde de
klok van den Buurtoren en werden de stadspoorten ge
sloten tusschen half tien en tien uur luidde de zooge
naamde boefldok van den Domtoren en daarna werden
ook de klinketten, de kleine deuren in de stadspoorten,
gegrendeld. De kleppers kwamen tegen schemering bijeen
in de klepperswachtkamer in het Waaggebouw, „Het
Keizerrijk", waar hun namen opgelezen werden; daarna
moesten zij tot in den vroegen morgen ieder in zijn eigen
wijk de ronde doen, hun klep roeren en duidelijk uit
roepen het uur, dat de klok zoo juist geslagen had. Wan
neer de kleppers hun wacht begonnen, daalde de nachte
lijke stilte over de stad.
Een Utrechtenaar beschreef in de achttiende eeuw hoe
gemoedelijk het 's avonds in zijn stad toeging
„De Utregtsche Avondstond.
Ziet men een vledermuis langs hooge linden dwalen,
Of knarst een uilmen zegtde dag begint te dalen,
De schemer avond naakt, en Floor, van 't werken moe,
Sluit met vermoeide leen zijn deur en vensters toe.
Een burger, die den dag in zijn beroep gesleten
Heeft, en begeerig is om nieuws te mogen weten,
Gaat naar de Atlas, waar zijn goede vrienden zijn,
En rookt een pijp tabak, of drinkt een fleschje wijn.
Een tweede soort zingt met half verroeste kelen
In 't Nagtegaaltje, en zit met kaart of dam te spelen,
Of op het tiktakbord, terwijl dat Palingman
Zijn vette paling vent, bij 't kleppen van de kan.
Dees roept„hete alikruik", en „warreme garnalen
En weet bij 't Uitersch bruin die smaaklijk aan te praten.
23