schapsleden zouden wordende gunstelingen van de
stadhouders deelden te Utrecht de lakens uit.
Korten tijd na den aftocht van de Fransche troepen
werd Utrecht opnieuw door een ramp getroffen; den
eersten Augustus 1674 woedde een cycloon boven het
centrum van de stad en nog altijd zijn de sporen van
dezen orkaan duidelijk zichtbaar. Het schip van de Dom
kerk werd verwoest, zoodat de Domtoren los van de kerk
kwam te staan. De torens van de Jacobikerk, de Pieters
kerk en de Mariakerk en één van de torens van de Nico-
laaskerk werden vernield, terwijl het hooge dak van de
Buurkerk instortte.
De stad, die na de Fransche bezetting van 1672 en
1673 verarmd was, kon de aangerichte schade niet her
stellen. Het verwoeste schip van de Domkerk bleef liggen
totdat de resten in 1826 werden weggeruimd. De hooge
spits van den Jacobitoren werd vervangen door een lage
afdekking; de resten van de torens van de Pieterskerk
werden gesloopt, de noordelijke toren van de Nicolaas-
kerk kreeg in plaats van zijn vernielde spits zijn tegen
woordige lage bedaking. De toren van de Mariakerk, die
zwaar beschadigd was, werd enkele jaren later afgebro
ken. Het stadsbeeld was binnen den tijd van een half uur
geducht geschonden.
De oorlogen tegen Frankrijk duurden voort en de
Republiek maakte als groote mogendheid deel uit van de
Europeesche coalities tegen Frankrijk; bij het einde van
dezen strijd stond Utrecht plotseling in het middelpunt
van de Europeesche belangstelling. In 1712 en 1713 kwa
men de afgevaardigden van de voornaamste staten van
Europa op het Utrechtsche stadhuis bijeen, waar de vrede
van Utrecht de rust in West-Europa herstelde.
De Republiek was door de vele oorlogen verzwakt en
als groote mogendheid werd zij door Engeland over
vleugeld. Na 1713 begon de Pruikentijd, een bedaarde,
kalme tijd; Utrecht bleef een provinciestad, door velen
om haar rust als woonplaats gezocht. Tijdgenooten noem
den haar een stad „welke in de samenwoning en ver
teringen van veele gegoede lieden zijn voornaamste steun
22