aankomt, is het ontstaan van dit land het beste
in dezen vorm te vertellen. Immers het eind van
het sprookje is hetzelfde als dat van alle andere
theorieën: er kwamen menschen, die polder na
polder ontworstelden aan de zee!
Het sprookje zou niet volledig zijn, als het niet
eindigde met vast te stellen dat die menschen nog
lang en gelukkig leefden. Wij zullen de juistheid
ervan overlaten aan geologen en historici en ons
bezig houden met dat geluk, dat vorm vond in de
wijde polders en de bloeiende boomgaarden; een
geluk, dat als een wonder kunstwerk kristalli
seerde in de steden en dorpen; een geluk, dat
sterk en groot werd in de taaie worsteling met het
water. Daaruit rijzen kracht en fierheid, vertrou
wen en hoop, schoonheid en vreugde voor ons op
in het reine licht van den zeeuwschen hemel. Dat
licht, dat soms mateloos zuiver en transparant
straalt door het zeeuwsche land en dan weer zacht
en puur parelt in de diezige atmosfeer. Altijd
anders, maar altijd smetteloos rein, als de klaarte
van gebrand glas.
Goes, Voorjaar 1943.
P. J. 'T HOOFT.
8