in Zeeland, al houdt het in zijn, wellicht te groote, strakheid een waarschuwing in voor hen, die alles willen herleiden tot het principe van meetbaar heid, zooals dat in de negentiende eeuw is ge schied, toen men wel het symbool van de orde bewonderde, maar de chaos heerschte. Uit dien tijd stamt de kerk en we kunnen gelukkig zijn dat ze er nog zoo goed van afgekomen is. In dien tijd begint ook de lintbebouwing, die nu een gedeelte van den Monsterweg ontsiert. De open plaatsen langs de singels en straten zijn nu met schuttingen afgesloten. Het zou minder kwaad kunnen als de bordjes met „Bouwgrond te koop", die nu de uit valswegen ontsieren, tegen deze schuttingen ge hangen werden. Dat het water van de „vaete" zoet is spreekt van zelf, want als dat zout was geweest had Smalle- gange niet in zijn befaamde Kroniek kunnen schrijven: „Het land word wederom aen d'eene kant van de zee wat afgenomen, soo dat men daer ontrent voor korte jaeren een inlage heeft moeten leggen; maer aen d'andre kant wast het weder overvloedig aen, soo dat men daar wel een groote polder sou konnen bedijkken. De grond is allesins van vette kley en ongemeen vruchtbaer". Maar is deze geschiedenis niet die van ons heele polderland en van Zeeland in het bijzonder? 83

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 92