eerste plaats bedoeld als documentatiemateriaal,
waaruit we kunnen vaststellen of de schaal van
Kloelinge grooter of kleiner is dan die van Lutje
broek of Uithuizermeden en niet om na te gaan
of de bebouwing wel dorpsch en van een streek
eigen karakter is gebleven, want dat heeft geen
zin als we er niet uit begrijpen willen met welk
een overgave en een liefde er is gewerkt om Kloe-
tinge te maken tot een dorp dat zonder bezwaar
„het" dorp genoemd kan worden. Want dat heeft
immers niets te maken met vorm, die beter of
slechter past in een geworden schema. Wij zijn
zoo licht geneigd om dat wat historisch gegroeid
is te omgeven met een aureool van voldragen
schoonheid en dikwijls is dat terecht, maar dik
wijls ook is het gegroeide alleen een overgelever
de vorm, die uitgebloeid en verdord meer van
een mummie heeft dan van een levend beeld van
een gezonde cultuur.
Alles leeft in Kloetinge. In de boomgaarden
groeien de blanke bloesems uit tot donkere vruch
ten. Op de markt staan de hoog opschietende
boomen voor de lage huizen en op het kerkhof
blijven ze onder de geweldig omhoogstrevende
contouren van den toren met hun kruinen tot de
nokken van de daken der huizen en langs den
achterweg liggen-de erven achter een goed onder
houden heg met moestuinen, die even gaaf zijn
als de bloementuin voor de kerk.
Maar hoe kan dat anders, in een land, dat nu
veilig beschut ligt achter de breede dijken die het
64