iets anders in de heuvels wil zien als vluchtber-
gen. Toch zijn er bezwaren tegen deze zienswijze.
Ten slotte is een heuvel opwerpen van rond 3500
kubieke meter geen karweitje van een paar dagen
met de hulpmiddelen van dien tijd. En wat was
er dan nog meer dan een steile wijkplaats, die
in tijd van nood klef en glibberig en zoo goed als
onbeklimbaar was voor de enkele gezinnen die
er een plaats konden vinden? De Zeeuwen zagen
nooit tegen wat grondverzet op als het er om ging
hun land tegen de zee te beschermen, maar zou er
geen betere beveiligingsmethode geweest zijn die
minder energie kostte?
Boxhorn twijfelde er al aan. Hij laat voldoende
speling voor de fantasie van zijn lezers: „Dese
berghkens werden gemaeckt, ofte om zich daerop
te berghen voor den vloedt uyt de zee, ofte tot
een teecken van aldaer ter plaetse bevochten
zeghe, ofte tot begravinge van voorname Heeren
en Helden, werdende noch aldaer, als sy afgekert
werden, veelderhande wapenen ende ander tuych
ghevonden, het welcke men, neffens den dooden,
onder de aerde ghewoon was te begraven. Oock
placht men aldaer met kampe alle onderlinghe
twist onder de ingesetenen te beslissen ende ter
neder te leggen".
Er is dus keus te maken. Velen vonden de bevoch
ten zege en de begrafenissen zoo aantrekkelijk,
dat ze om de bergen een volledigen doodencultus
ontwierpen. Dominee Ab Utrecht Dresselhuys
maakte er een Godsdienstleer der aloude Zeeu-
18