pas een spoor van ordening als het hem opvalt
dat de wegen een weinig hooger liggen dan het
land. Het lijkt wel of in dit vlakke land de hoogte
verschillen de vormgeving hebben bepaald. Bo
demonderzoek heeft uitgewezen dat die wegen het
beloop van oude geulen volgen, die opgevuld zijn
met zand. Dat zand is minder ingeklonken dan de
omringende klei en zavelgronden, waaruit geringe
niveauverschillen zijn ontstaan. Als een reuzen
spinneweb slingeren de oude wegen over Walche
ren en op de knooppunten van dat web liggen de
oude dorpen. Dan komt de bekende kwestie van
de kip en het ei: wat was er eerder, het dorp of
de berg? Reyghersbergh voelt het meest voor een
bergentheorie die een eenigszins georganiseerde
bewoning veronderstelt. Hij beweert, overigens
zonder bewijs, dat de Zeeuwen de kunst hebben
geleerd van de oude Denen, die in hun eigen land
gewoon waren dergelijke hoogten op te werpen,
„op die welcke sie vluchtende waren met haer
beesten om haer en dieselve beesten te salveren
van den water, wanneer die vloet uuter zee was
comende, als dwater wassende was sulkx dat si
op die schorren noch nergens vrij en souden heb
ben geweest en bleven daerop die voorgenoemde
bergen met haer beesten ter tyttoe dattet water
wederomme ebbende en afgaande was opdat si
alsdan wederom souden mogen dijcken." Dr de
Man, die in den loop van de vorige eeuw het
documentatiemateriaal over de zeeuwsche bergen
bijeenbracht, verzet zich scherp tegen ieder die
17
Dorpen in Zeeland 2