grijpelijk. Als er gevochten werd moet die bur
gerij toch zeker een belemmering voor het ge
vecht geweest zijn, alhoewel in vredestijd een bak
ker en een kruidenier annex caféhouder voor het
garnizoen geen overbodige luxe is geweest. Het
is nu eenmaal van de soldaten bekend dat ze in
paradeeren maar een matig genoegen scheppen
als ze daarmee niet de bewondering kunnen oog
sten van liefelijker schepsels dan een barschen ka
pitein of een bulderenden sergeant-majoor. Hoe
het ook zij, Prins Maurits stelde een welvarende
bevolking in de vesting op hoogen prijs, getuige
de brief van Zur Dohna, waarin vermeld wordt
dat de prins „Viel druf gehalten, wenn eine guette
Burgerey mit in der festung wonhafftig wehre".
In IJzendijke is van de vesting niet veel anders
over dan die goede burgerij. In het Noordoosten
bleef alleen een bastion gespaard. De maatrege
len die nu genomen zijn, zullen het in de naaste
toekomst weer als een hoogen groenen wal doen
oprijzen boven het vlakke land.
Als we het vergelijken met het kunstig gevormde
kristal dat Smallegange als omtrekfiguur publi
ceerde (afb. 21), dan is er van de oude glorie
niet veel over. Toch bleef IJzendijke het karakter
houden van een vesting. De structuur van den
plattegrond voegt zich in regelmatige straattra-
cé's tusschen de huizenblokken soepel in den
grooten vorm. De toegangswegen, waarvan die in
het noorden naar een nieuwen polder leidt, wor
den verbonden door de hoofdas van het dorp en
98