60
Actum Zutphen den derden Octobris des jaers onzes Hee-
ren duysent, ses hondert, ses-en-veertich."
In 1655 verlieten zij Zutphen om zich op vereerend ver
zoek van „Burgemeesteren der Stadt Amstelredam" („al-
soo wij Uwe tegenwoordigheid geerne hier zouden hebben
ter oorzake van 't klockgespel voor ons nieuwe Raadhuis")
als „Clock-geschutgieter" te Amsterdam te vestigen en wel
aan de Keizersgracht nr. 454, bij het Molenpad, in die
dagen aan de buitenzijde der stad gelegen („aen de Stadt
Bermpte tusschen 't Schermschool en 't Verlaat") alwaar
hun van stadswege kosteloos een gebouw ter beschikking
werd gesteld om hun kunstig bedrijf uit te oefenen. Hier
werden de meeste der prachtige klokken gegoten, die nu
nog dagelijks over onze steden klinken. Francois werkte
hier tot zijn dood in 1664, Pierre tot 1677 en in deze
periode goten zij omtrent 40 beiaarden. De eerste beiaard
voor ons land was die te Zutphen voor den Wijnhuistoren
in 1644; de laatste, die te Amsterdam door Pierre in
1667 gegoten werd, was voor den stadhuistoren te Leiden
bestemd, doch Pierre heeft slechts gedeeltelijk de hem
verstrekte bestelling van 38 speelklokken kunnen uitvoe
ren. Zijn neef en opvolger Mamertus Fremy voltooide het
spel met de zes grootste.
Beide beiaarden zijn helaas in deze eeuw door brand ver
nield die van Zutphen in 1920, de Leidsche in 1929.
Hoe hoog hun kunst door hun tijdgenooten geroemd werd,
blijkt wel uit het feit, dat niemand minder dan Joost van
den Vondel hen bezong als „D'eeuwige eer van Loterin-
gen".
De Hemony's waren meesters in het zoogenaamd „op toon
gieten" en bijstemmen. Zij goten hun klokken iets te dik,
waardoor zij hooger van toon waren en stemden ze daarna
bij. Daartoe plaatsten zij de klok met de kroon naar be
neden op een groote houten draaibank en sneden onder
liet ronddraaien met een stalen beitel aan de binnenzijde
van de klok het metaal eruit, wat er te veel was, totdat de
juiste toon bereikt was. Men moet hierbij bedenken, dat
dit bijstemmen slechts een uiterst kleine correctie was. Er