50
gaan en noemde dit den „voorslag" of de „wekkering"de
klokjes heetten „appeelkens" (Vlaamsch), „appeaulx"
(Fransch), „accoord van kloeken" of „clocxkens".
Kort na het plaatsen van uurwerken op de torens (bijv.
te Middelburg in 1371) ging men over tot het gebruik van
voorslagen. Het kasteel der Graven van Henegouwen te
Bergen bezat reeds een voorslag in 1382.
Een staaltje van den meest primitieven vorm van den
voorslag vindt men nog te Naarden, waar op één klein
klokje respectievelijk 1, 2, 3 of 4 slagen klinken voor de
kwartieren van het uur; na het 4e kwartier klinkt dan het
aantal slagen van het desbetreffende uur op een grootere
klok. Waarschijnlijk is dit het overblijfsel van een voor
slag van drie klokjes plus een uurklok, daar wij weten, dat
in 1810 twee klokken werden verkocht.
Het stadhuis te Sluis (Zeeuwsch-Vlaanderen) bezit nog een
voorslag van vier klokjes met de tonen: e1, gis1, b1, c2.
Tot 1910 lieten zij het volgende melodietje hooren:
en wel op kwartier na heel uur 1 X, voor het half uur
2 X, op kwartier voor heel uur 3 X en voor heel uur
4 X, vóór den uurslag op de groote luidklok. (De oude
rol was in 1910 geheel versleten en is vervangen door een
nieuwe, die de vier tonen in verschillende combinaties kan
laten hooren.)
Aanvankelijk sloeg de torenwachter met een houten hamer
op de voorslagklokjes. Ook later, wanneer er aan het uur
werk iets hersteld moest worden, vond dit nog wel op deze
wijze plaats, doch al spoedig zocht men naar een mecha
nisch middel, dat een onderdeel van het uurwerk moest
uitmaken, om de hamers van den voorslag in werking te
stellen. Hiertoe werd aan het torenuurwerk een „ton" of
„trommel" aangebracht, in welker ronde zijde stiften wer
den gestoken, die door middel van hefboomen en ijzerdra-
den de hamertjes oplichtten, die, zoodra de trommel verder
draaide, op de klokjes vielen.