eischte hoedanigheid, dan breekt het groote oogenblik van
het gieten aan. Het vuur in de goten wordt uitgedoofd en
de asch zorgvuldig weggeveegd, de proppen in de giet- en
ontlatingsgaten worden door precies passende ijzeren staven
vervangen en voor het laatst wordt de oven nog eens extra
opgestookt. Godsdienstige gieters houden het aloude ge
bruik in eere, om op het oogenblik voor het gieten een
gebed op te zenden voor het welslagen van het werk. In
oude tijden kwam de geestelijkheid zelf den zegen afsmee-
ken voor de klokken, die bestemd waren om geslachten
lang de vereering van het bovenaardsche en eeuwige uit
te drukken.
Om den ovenmond te openen moet met een 4 a 5 m lange
paal de leemen prop weggestooten worden. Is dit geschied,
dan baant zich het gloeiend metaal sissend, bruisend en
borrelend een weg door de goten. Na eenige oogenblikken
worden de ijzeren staven, die den toegang tot de vormen
versperren, weggenomen en nu begint het sissen, borrelen
en grommen opnieuw, terwijl het metaal in de vormen
loopt. Na enkele oogenblikken spuiten er metershooge
vlammen van allerlei kleur uit de luchtgaten; de gassen,
die ontsnappen, schijnen vanzelf te ontbranden. Allengs
nemen de ondergrondsche geluiden af en tenslotte treedt
een doodsche stilte in, waarbij een gevoel van opluchting
en ontspanning merkbaar wordt. Vooral voor den gieter
zelf zijn de oogenblikken terwijl het metaal in de vormen
vloeit zeer spannend, omdat bij een barsten of ontzetten
van den vorm het werk van weken en soms maanden be
dorven is en van voren af aan begonnen moet worden.
Als de klokken zijn afgekoeld - bij kleine klokken na een
etmaal, bij groote na enkele dagen worden zij uit
gegraven. De verkoolde leemen mantels kunnen gewoon
lijk met de spade verwijderd worden. (Afb. 12) Meer
inspanning wordt vereischt om uit de nog heete klok
ken de soms steenhard geworden kernen te verwijderen.
De aan de randen uitstekende gietbramen worden weg
genomen en het ergste vuil wordt van de oppervlakte
afgeborsteld. Zoo blijven de klokken wachten op de eerste
keuring. (Afb. 13)
36