op een goed instrument worden gegeven, gelijk te stellen
met een zaalconcert, kunnen minstens evenveel voldoe
ning en ontroering schenken en hebben het voordeel, dat
duizenden er gratis van kunnen genieten.
Over de samenstelling van het programma van zulk een
bespeling zij het volgende opgemerkt: de beiaardier moet
besef hebben van den indruk, dien elk stuk op het luiste
rend publiek maakt, hij moet zijn concert zoo inrichten,
dat hij stemming wekt, onderhoudt en laat nawerken.
Evenmin als hij voortdurend zijn toehoorders moet ver
bluffen door geweldige virtuositeit, moet hij hen vervelen
door een uur lang liederen van denzelfden aard te laten
hooren. Dezelfde zorg moet zoowel aan het eenvoudigste
als aan het moeilijkste nummer van het programma wor
den besteed. Hij moet zijn repertoire steeds uitbreiden en
er op letten, dat het voortdurend zuiverder wordt, naar
mate hij aan ervaring wint.
Als openingsnummer kan het best een Praeludium, Toc
cata, Fantasie of Studie dienen, waarvan de voordracht
groote virtuositeit vereischt; zoodoende boeit hij onmid
dellijk de aandacht, terwijl het mogelijk is, dat de schoone
vorm van het stuk of het élan, waarmede het uitgevoerd
wordt, ineens de harten verovert.
Als tweede nummer brengt een reeks eenvoudige liederen
de noodige tegenstelling; de beiaard is daarvoor uitne
mend geschikt en bij een verzorgde vertolking is het pu
bliek er steeds dankbaar voor.
Het middennummer is bestemd voor klassieke muziek zoo
als sonates, allegro's, rondo's, menuetten, gavotten, enz.
De uitvoering met ongeschonden rythme is opgewekt,
brengt frissche afwisseling, bevredigt de muzikaal ontwik
kelde toehoorders en maakt een glanspunt uit, dat in de
herinnering blijft.
De vierde groep bestaat doorgaans uit melodieën met een
heel ander karakter dan die van het tweede nummer of
ook wel uit liederen van het laatste, mits zij door oor
sprong of aard een contrast opleveren; ook kunnen het
stukken zijn met een zangerig, gedragen karakter. De
rangschikking moet steeds geschieden met een stijging in
143