In de eerste week van Mei uitte men in soms dagelijksche
avondbespelingen op deze beiaarden zijn vreugde over den
terugkeer van de lente. Te Amersfoort vond dit plaats op
Mei-avond (den laatsten avond van April) en op eiken
Mei-Zondag van 6—7, in Oudewater en Veere met een
ochtendbespeling van 5-6 op den eersten Mei.
Ook het automatisch spel had onder de verwaarloozing
zeer te lijden. De verstekingen, die vroeger veelal maan
delijks plaats vonden, werden teruggebracht tot 1 X per
jaar, doch ook kwam het voor dat jarenlang hetzelfde
wijsje het verstrijken der uren aangaf.
In 1894 meldde de bekende schrijver van vele interessante
monografieën over Nederlandsche beiaarden, F. A. Hoefer,
over Hattem: „in de laatste 25 jaar is niet verstoken".
Yeere werd om de vier jaar verstoken, Hilvarenbeek vele
jaren achtereen niet.
In de laatste helft der 19e eeuw vormt alleen het werk van
Dr. J. P. Heye, die allerlei wetenswaardigheden omtrent
torens, klokkengieters en beiaardiers verzamelde en publi
ceerde in het tijdschrift der Vereeniging voor Noord-Ne-
derlandsche Muziekgeschiedenis, een lichtpunt. Dank zij
zijn streven werden in deze periode enkele grootere her
stellingen verricht, waardoor althans sommige beiaarden
voor algeheelen ondergang werden behoed.
In de 19e eeuw nam over 't algemeen de verwaarloozing
der instrumenten hand over hand toe, doordat bij de
autoriteiten de verantwoordelijkheid en bij de bespelers
de liefde voor het hun toevertrouwde instrument ontbrak.
Beiaardiers, die de belangstelling voor hun spel wisten
levendig te houden, kwamen er hoe langer hoe minder.
Soms was er in een plaats zelfs niemand te vinden, die
kans zag om, hoe primitief ook, een eenvoudig melodietje
op de klokken te spelen. In vele plaatsen werd het beiaar
diersambt waargenomen door niet-musici, meestal hand
werkslieden, omdat het zeer verwaarloosde mechaniek bij
zondere krachtsinspanning bij de bespeling vereischte. Dat
onder zulke omstandigheden het spel soms op het aller
laagste peil stond werd meestal niet opgemerkt, omdat
niemand er naar luisterde.
122