In Alkmaar (1592) had de beiaardier-de verplichting om
„een jonggesel, door Burgemeester aan te wijzen, het beye-
ren te leeren"; in 1596 werd door Burgemeesteren van
Leeuwarden bij Mr Hendrik, den Beyermeester voor den
tijd van vier jaren een „leerder" Willem Tjaerdts „van
stadswege besteed"; in 1630 werd te Utrecht een som be
taald aan den beyermeester Van Eyck, voor het aanschaf
fen van een reeks klokjes voor het maken van een oefen
instrument, waarop deze zijn leerlingen het beyeren moest
leeren. De stadsrekeningen vermelden een post: „Item dese
cameraar gestelt in handen van Jos. Jac. van Eyck, beijer-
meester, de somme van 400 daarmede te becostigen een
accoort van 30 cymbaeltjens metten appendicien van dien
omme daerop een bequaem persoon off twee te instruee-
ren."
Het ambt van beiaardier bracht in die dagen heel wat ver
plichtingen mede: dagelijksche bespeling bij feestelijke
gelegenheden meermalen per dag en soms maandelijksche
trommelversteking.
In Appingedam moest 3 X per dag, later 2 X per dag
gespeeld worden; in Delft 13 X per week; in Deventer
iederen dag en wel: „alle middagen na 12 uur lofzangen,
alsmede 's avonds na den godsdienst; Zondags en door de
weeks een half uur voor de predicatie en op de markt
dagen 10—11"; in Kampen (1660) 2 X per dag, boven
dien Zondags na het aflezen der publicaties en bij mooi
weer „tot zijn discretie"; in Veere (1738) op 1 Januari,
's Woensdags en 's Zaterdags, in de kermisweek telkens
12—1 en op 1 Mei 's morgens 5—6; enz. Bij alle feestelijke
gelegenheden, intochten, schuttersmaaltijden, enz. moest de
beiaard bespeeld worden. Te Rotterdam bijv. op den stad
huisbeiaard, die in de 19e eeuw naar den beurstoren is
verhuisd, Donderdags van half twee tot twee uur, terwijl
de raadsleden zich ter vergadering naar het stadhuis be
gaven.
Dat er voor het spel ook belangstelling bestond, blijkt uit
de volgende aanhaling uit Moonen's Corte Chronycke der
Stadt Deventer: „Avonts na den eeten gingen de brave
borgers met hare vrouwen op 't wijnhuis op een glaesjen
117