Andere factoren hebben invloed uitgeoefend, zooals de
wijze waarop de boer zijn werk indeelde en uitvoerde,
of de grondsoort waarop het bedrijf werd uitgeoefend.
De verschillende behoeften, die het landbouw- of zui
velbedrijf hadden, deden verschillende gebouwen ont
staan ook de rijkdom van den bodem mag niet uit
het oog worden verloren. De ligging van de streek ten
opzichte van de verkeerswegen en het daarmee samen
hangende ontstaan van de steden bepaalde goeddeels
het contact met anderen en hierdoor zijn binnen be
paalde typen weer afwijkende mengtypen ontstaan.
Door het ontbreken van een bruikbare inventarisatie
van ons huidig bezit van de voortbrengselen van de
boeren-bouwkunst, wordt het onderzoek belemmerd.
Grenzen of invloedssferen zijn niet of slechts globaal
aan te duiden. Er moet nog veel verzameld en nog
meer onderzocht worden als we een duidelijk inzicht
in deze materie willen verkrijgen. Niet alleen de folklo
rist en de architect, maar ook de taalgeleerde en de
prae-historicus zullen zich in dit omvangrijke werk
moeten verdiepen. Nu het groote belang van deze
studie door velen wordt ingezien, zal het wellicht mo
gelijk zijn om daarvoor ook de noodige financieele
middelen vrij te maken.
De aanduiding, die in het kaartje wordt gegeven wil
niet meer zijn, dan een globaal overzicht, zelfs het
ideaal om nu al volledig te zijn kan niet worden na
gestreefd. Het terrein wordt dus glibberig en het ge
vaar voor overhaaste conclusies groot. Toch is er wel
eenig houvast en vooral Prof. Dr J. H. Gallee heeft
in het begin van deze eeuw, ondanks de vele fouten
die aan zijn werk kleven, een enorme prestatie gele
verd, die nog niet is geëvenaard.
Hij onderscheidde in ons land vier hoofdtypen, die we
kunnen aanduiden met de namen Friesch, Saksisch,
2
17