van een mijnheer met een witte jas en een rekenschuifj
maar direct gedacht en gebouwd in het materiaal dat
het meest voor de hand lag. Het hout werd gekapt uit
de omliggende bosschen en het oeverriet bleek een
dakbedekkingsmateriaal van uitnemende kwaliteit.
Later is de baksteen, die onze geheele bouwkunst ken
merkt, ook voor de boerderijen de aangewezen bouw
stof. De warme gloed van haar tinten wordt versterkt
door de levendige kleuren van het schilderwerk, groen,
oker en wit en voor het interieur rood-paars en hel
blauw, versierd met een enkele gouden ster en verrijkt
door den bonten tooi van een kleinen bloemenhof.
Dat alles en nog veel meer geeft die gebouwen een
sterke verbondenheid met hun omgeving, waardoor ze
zoo vast vergroeien in het landschap, tegen het ma
jestueuze decor van de hooge luchten. In den gesin-
terden kop van een enkelen gevelklinker met hun diep-
roode of hel-gele tinten, gloeit nog iets na van het
vuur, waarin ze ontstonden. Het riet van de kap en
de slooten om het erf, voltooien dit gave beeld met
het onmisbare element van het water.
Wellicht heeft de dorpstimmerman dit alles niet ge
weten toen hij bouwde, maar zijn werk is zoo schoon,
omdat het voort kwam uit zijn levensstijl. In de laat
ste vijftig jaar is veel verloren gegaan. De hofstede,
door de gemechaniseerde economie tot een „bedrijf"
geworden, maakte den boer naast de natuur ook af
hankelijk van conjunctuurverschijnselen, die buiten
zijn controle liggen. Natuurlijk is dit tot op zekere
hoogte onvermijdelijk, maar niet noodig was het, dat
het platteland werd overstroomd door colporteurs met
couranten of stofzuigers, die naast vele, op zich zelf
nuttige zaken, den chaotischen geest van de stad
brachten in een gemeenschap, die niet rijp was om dat
nieuwe te verwerken.
De stadsche arbeider, die bibliotheken en volksuniver-
13